stadhouder
Uiterlijk
- Geluid: stadhouder (hulp, bestand)
- stad·hou·der
- In de betekenis van ‘plaatsvervanger van vorst’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- Samenstellende afleiding van stad en houden met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stadhouder | stadhouders |
verkleinwoord | stadhoudertje | stadhoudertjes |
de stadhouder m
- (geschiedenis) de plaatsvervanger van een afwezige vorst in een leen
- Het ambt van stadhouder bleef bestaan, ook al werden de noordelijke Nederlanden een republiek.
- Het woord stadhouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stadhouder" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "stadhouder" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be