squasher

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

twee squashers spelen squash
Uitspraak
Woordafbreking
  • squa·sher
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord squasher squashers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de squasherm

  1. (sport) iemand die squash speelt
    • Een Indiase squasher wil zijn sportcarrière op een wel heel ongebruikelijke wijze financieren. Bij gebrek aan sponsors heeft Ravi Dixit een van zijn nieren te koop aangeboden. De vraagprijs is 800.000 roepie, omgerekend 11.000 euro. [1] 
    • Landskampioen Coulisse/Twente heeft de eerste versterking voor komend seizoen binnen. Squasher Raphael Kandra, de mondiale nummer 42, is na de zomer te bewonderen in Hellendoorn. [2] 

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen