sprookje
Uiterlijk
- sprook·je
- In de betekenis van ‘verzonnen vertelling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1610.[1]
- Verkleinwoord bij sproke.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | sprookje | sprookjes |
het sprookje o dim. tant.
- een meestal moraliserend verhaal voor kinderen waarin fantasiewezens en magie een belangrijke rol spelen
- Hans en Grietje, Sneeuwwitje, de Gelaarsde kat zijn bekende sprookjes.
- In de prachtige film Boyhood vraagt het jongetje Mason: ‘Papa, sprookjes zijn niet echt, hè? Ik bedoel, zoals elfjes enzo. Dat hebben mensen gewoon verzonnen.’[2]
- (figuurlijk) iets wat te mooi is om waar te zijn
- ▸ Het leek wel een sprookje zo mooi maar toch voelde ik me niet op mijn gemak en ik wilde hier zo snel mogelijk weg.[3]
- Het woord sprookje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sprookje" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sprookje" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Roos Vonk, ‘Echt volwassen: je blijven verwonderen over het sprookje dat onze planeet is’, Psychologie Magazine, 15 mei 2019.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandig verkleinwoord
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %