kerstsprookje

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  kerstsprookje    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• kerst·sprook·je

Woordherkomst en -opbouw

• Samenstelling van kerst en sprookje

	enkelvoud	meervoud
naamwoord
verkleinwoord	kerstsprookje	kerstsprookjes

Zelfstandig naamwoord

het kerstsprookje o dim. tant.

1. (kerst) een sprookje dat zich rond kerst afspeelt

   • Het kerstsprookje liep uiteindelijk wel goed af. 

Verwante begrippen

• kerstverhaal

Gangbaarheid

• Het woord 'kerstsprookje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.