sprankeling
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: sprankeling (hulp, bestand)
Woordafbreking
- spran·ke·ling
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van sprankelen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sprankeling | sprankelingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de sprankeling v
- schittering van licht, twinkeling van licht
- ▸ Blake had haar precies op het moment afgebeeld waarop ze zich naar hem toe draaide, en een klein helder vlekje gaf de sprankeling in haar ogen weer toen ze haar gezicht naar hem optilde.[1]
- vol met leven zijnde, enthousiasme
- ▸ Na rust was die kleine sprankeling in het spel weer als sneeuw voor de zon verdwenen. En het dieptepunt moest nog komen: in de 66ste minuut kopte de arme Van Persie (ongehinderd) de bal uit een vrije trap achter zijn eigen doelman.[2]
Synoniemen
- [1] schittering, fonkeling, flikkering, glans, twinkeling
- [2] opleving, levendigheid
Gangbaarheid
- Het woord sprankeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Main, Sarah“Huis van eb en vloed” (2015), A.W. Bruna Uitgevers , ISBN 9789044974515
- ↑ Weblink bron “Armzalig Nederland verliest en mist EK” (13-10-2015), NOS