spoorzoeker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spoor·zoe·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spoorzoeker spoorzoekers
verkleinwoord spoorzoekertje spoorzoekertjes

Zelfstandig naamwoord

de spoorzoekerm

  1. iemand die sporen kan lezen en volgen
    • Stolwijk toont zich niet alleen een volhardend spoorzoeker, maar ook een kritische luisteraar. Atjehers zijn dol op mythische heldenverhalen, maar de onderzoeker laat zich niet van de wijs brengen. Zo is hij terecht sceptisch over de pretenties en beweegredenen van Hasan di Tiro, de oprichter van de GAM, die in 2008 na een ballingschap van vier decennia terugkeerde naar Atjeh, zich een paleis liet bouwen en in 2010 overleed. [2] 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Dirk Vlasblom 23 september 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be