speelt tegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • speelt te·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
tegenspelen

speelt (…) tegen

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegenspelen
    • Jij speelt tegen. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegenspelen
    • Hij speelt tegen. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tegenspelen
    • Speelt tegen! 

Gangbaarheid