solidariteit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • so·li·da·ri·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord solidariteit solidariteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de solidariteitv

  1. bewustzijn van groepsbelang en de wil om dat te tonen
     Die analyse had tot de praktische conclusie geleid dat echte solidariteit bestond uit bankovervallen en wapendiefstallen om de PFLP behulpzaam te zijn.[2]
  2. (juridisch) hoofdelijkheid, zowel ten aanzien van schuldeisers als van schuldenaren
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be