smokkel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- smok·kel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smokkel | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- het smokkelen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
smokkelen |
smokkel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smokkelen
- Ik smokkel.
- gebiedende wijs van smokkelen
- Smokkel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smokkelen
- Smokkel je?
Gangbaarheid
- Het woord smokkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "smokkel" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be