smeert aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smeert aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aansmeren

smeert (…) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aansmeren
    • Jij smeert aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aansmeren
    • Hij smeert aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aansmeren
    • Smeert aan! 

Gangbaarheid