slechting
Uiterlijk
- slech·ting
- naamwoord van handeling van slechten met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slechting | slechtingen |
verkleinwoord |
de slechting v
- het afbreken van iets, iets met de grond gelijk maken
- ▸ „Voor alle krimpgebieden geldt dat er meer kwaliteit van leven ontstaat als mensen meer toegang hebben tot voorzieningen over de grens”, stellen de onderzoekers. Zuid-Limburg zou zelfs de potentie hebben om na Amsterdam de aantrekkelijkste woonregio van Nederland te worden. In het ongunstigste geval gaat de krimp in ieder geval minder snel. „Zelfs beperkte slechting van grensbarrières levert relatief veel op voor Nederland.”[2]
- het stoppen van een conflict
- [1] afbraak, ontmanteling, sloop, vernietiging
- [2] bijlegging
1. afbraak
- Het woord slechting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slechting" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Neline Boogert“Meer grensverkeer moet krimp keren” (16-05-2015), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be