slöjd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

uit een slöjd handboek voor leraren
Uitspraak
Woordafbreking
  • slöjd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slöjd
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de slöjdv / m

  1. Zweedse onderwijsmethode met veel aandacht voor houtwerk, maar ook voor papier vouwen, naaien, borduren, breien en haken.
    • Hun steek en kolbak waren van carton, vervaardigd door mijn meester, die aan slojd [sic!] (onderwijsmethode met veel handvaardigheid) deed, en zelfs de beenkappen van de laarzen van den generaal waren van carton. Ik had er zelf aan meegeplakt. [2] 
    • Genoeg opgeschept. Nadat mijn kinderen alle opleidingen hadden voltooid, had ik geen direct belang meer bij het onderwijs. Ik las wel dat er steeds meer werd veranderd en dat de problemen talrijker werden, ik kreeg de vage indruk dat de slöjd- en kabouterbrigades gestaag terrein wonnen, maar mijn zorg was dat gelukkig niet meer. [3] 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

4 % van de Nederlanders;
4 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Zweeds

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

slöjd g

  1. ambacht, handvaardigheid
Overerving en ontlening