servet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ser·vet
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tafeldoekje’ voor het eerst aangetroffen in 1551 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | servet | servetten |
verkleinwoord | servetje | servetjes |
Zelfstandig naamwoord
- een doek die men aan tafel gebruikt om er de mond en vingers mee af te vegen
- Er lagen een aantal papieren servetten op de toonbank bij de snackbar.
- David Hockney zet zijn tanden in een Double Smash Burger met gekarameliseerde uien en gerookte cheddar. Zijn twee gehoorapparaten heeft hij naast zijn bord gelegd, op zijn schoot ligt een zorgvuldig gevouwen servet. [4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Te klein voor een tafellaken en te groot voor een servet
- Tussen servet en tafellaken zijn
niet bij de kleintjes maar ook niet bij de groten horen
Vertalingen
1. een doek die men aan tafel gebruikt om er de mond en vingers mee af te vegen
|
|
Gangbaarheid
- Het woord servet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "servet" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "servet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ servet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Volkskrant John Schoorl25 februari 2019 81-jarige kunstenaar David Hockney woont in Los Angeles met zijn entourage en komt de dag door met heel veel sigaretten, maar zonder alcohol
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be