schroomvalligheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schroom·val·lig·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van schroomvallig met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schroomvalligheid | schroomvalligheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de schroomvalligheid v
- de mate waarin men verlegen is
- ▸ Hij leek me van nature zelfverzekerd, maar stelde zich met enige schroomvalligheid aan ons voor.[2]
- iets wat getuigt van verlegenheid
Synoniemen
Vertalingen
1. de mate waarin men verlegen is
Gangbaarheid
- Het woord schroomvalligheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij , ISBN 9789023467014