schrikt terug

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schrikt te·rug
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
terugschrikken

schrikt (…) terug

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugschrikken
    • Jij schrikt terug. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugschrikken
    • Hij schrikt terug. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van terugschrikken
    • Schrikt terug! 

Gangbaarheid