schrikt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schrikt

Werkwoord

vervoeging van
schrikken

schrikt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schrikken
    • Jij schrikt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schrikken
    • Hij schrikt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van schrikken
    • Schrikt!