schrikkeldag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schrik·kel·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schrikkeldag schrikkeldagen
verkleinwoord schrikkeldagje schrikkeldagjes

Zelfstandig naamwoord

schrikkeldag m [1]

  1. dag die in een schrikkeljaar wordt ingelast, de 29e februari (ongeveer elke 4 jaar)
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen