schoonouder

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  schoonouder    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• schoon·ou·der

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van ouder met het voorvoegsel schoon-

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	schoonouder	schoonouders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

schoonouder m

1. (familie) de vader of moeder van de huwelijkspartner

   • Dit weekend heb ik een ontmoeting met mijn potentiële schoonouders. 

Afgeleide begrippen

• schoonouderlijk

Vertalingen

    1. de vader of moeder van de huwelijkspartner   

Engels: parent-in-law (en)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord schoonouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.