schellekoord
Uiterlijk
- schel·le·koord
- samenstelling van schellen ww en koord zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schellekoord | schellekoorden |
verkleinwoord |
de schellekoord v / m, het schellekoord o
- (huishouden) koord waaraan je kunt trekken om personeel te laten komen
- ▸ Ruby loopt naar een dik koord dat bij de deur hangt en trekt aan de gouden kwast. `Nee, echt! Een schellekoord.'[1]
- Het woord schellekoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Carla de Jong“Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132