Naar inhoud springen

schellen

Uit WikiWoordenboek
  • schel·len
  • In de betekenis van ‘bellen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schellen
schelde
gescheld
zwak -d volledig

schellen

  1. inergatief (verouderd) de schel laten klinken om de aandacht van een bediende te trekken

de schellenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schel
86 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[2]