Naar inhoud springen

schapenhouder

Uit WikiWoordenboek
  • scha·pen·hou·der
enkelvoud meervoud
naamwoord schapenhouder schapenhouders
verkleinwoord

de schapenhouderm

  1. (veeteelt) (beroep) iemand die schapen houdt
     In een weiland pal aan de N36 bij Beerzerveld, vlakbij Den Ham, zijn drie drachtige schapen doodgebeten en vijf schapen verwond, waarvan sommige zeer ernstig. De schapenhouder is er van overtuigd dat dit het werk van een wolf is.[2]
     Schapenhouder Bart Kemp uit Ede, initiatiefnemer van de actie, rekent op minimaal 750 deelnemers uit Overijssel. „Dat aantal hadden we zaterdag al bereikt. Maar ik verwacht dat er nog veel meer aanmeldingen zullen komen. Voor Twente alleen gaat het zeker om honderden boeren.”[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Marian Fix
    “Drie drachtige schapen doodgebeten in Beerzerveld: ‘Het werk van een wolf’” (05-01-2019), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron
    Herman Haverkate
    “Twentse boeren massaal naar Den Haag voor demonstratie” (14-09-2019), Tubantia