rommelt aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rom·melt aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanrommelen

rommelt (…) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrommelen
    • Jij rommelt aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrommelen
    • Hij rommelt aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanrommelen
    • Rommelt aan! 

Gangbaarheid