rokershol
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ro·kers·hol
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rokershol | rokersholen |
verkleinwoord | rokersholletje | rokersholletjes |
Zelfstandig naamwoord
het rokershol o
- kleine onaantrekkelijke ruimte waar roken is toegestaan
- Op scholen moeten verslaafde docenten uitwijken naar een ”rokershol” in een uithoek van het gebouw. Paffende leerlingen moeten naar buiten. [1]
- Het is ook niet behoorlijk om willens en wetens een dampend rokershol op te zoeken om je vol te laten lopen, en daarna te zeuren over de rekening. Je gaat zitten in de rook, en betaalt. Of je gaat meteen een deur verder. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'rokershol' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rokershol" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Reformatorisch Dagblad 09-07-2007 Besturenraad: Rookverbod op schoolplein
- ↑ Tubantia 17-11-08 Column: Ik betaal mee aan de boete voor J&J
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Invoegsel -s- in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 86 %