rijgt aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijgt aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanrijgen

rijgt (…) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrijgen
    • Jij rijgt aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrijgen
    • Hij rijgt aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanrijgen
    • Rijgt aan! 

Gangbaarheid