regenkans

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gen·kans
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord regenkans regenkansen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de regenkansv / m

  1. (meteorologie) waarschijnlijkheid dat er in een bepaald gebied en een bepaalde periode een bui zal vallen
     Op veel weersites wordt een regenpercentage gegeven, bijvoorbeeld 32% regenkans.[2]
     Vanmiddag is het nog nazomers met 19 graden, vanaf morgen zal de regenkans sterk toenemen en wordt het met 16 graden bovendien minder warm.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 24 juni 2023 Weblink bron “Over landbouw en klimaat, en over regen en wind” (17 september 2021) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 24 juni 2023 Weblink bron “Langdurig regen” (20 oktober 2001) op nrc.nl op Wikipedia