regelt af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gelt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afregelen

regelt (…) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afregelen
    • Jij regelt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afregelen
    • Hij regelt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afregelen
    • Regelt af! 

Gangbaarheid