regelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gelt

Werkwoord

vervoeging van
regelen

regelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van regelen
    • Jij regelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van regelen
    • Hij regelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van regelen
    • Regelt!