realiteit
Uiterlijk
- re·a·li·teit
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘iets dat werkelijk waar is’ voor het eerst aangetroffen in 1698 [1]
- afgeleid van het Franse réalité of van reëel met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | realiteit | realiteiten |
verkleinwoord | (realiteitje) | (realiteitjes) |
realiteit v
- werkelijkheid
- De bittere realiteit is dat de oorlog een grote chaos veroorzaakt heeft.
- Het woord realiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "realiteit" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "realiteit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ realiteit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be