römertopf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

römertopf
Uitspraak
Woordafbreking
  • rö·mer·topf
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘ongeglazuurde stoofpot’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • van het Duits [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord römertopf römertopfen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de römertopfm

  1. (huishouden) (kookkunst) poreuze aardewerken ovenschaal om gerechten te smoren zonder vet
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
34 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen