psychologisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • psy·cho·lo·gisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen psychologisch psychologischer
verbogen psychologische psychologischere
partitief psychologisch psychologischers -

Bijvoeglijk naamwoord

psychologisch

  1. (medisch) betrekking hebbend op de psychologie; betrekking hebbend op het denken en het gedrag
    • Ik ga een psychologische test doen. Om erachter te komen wat ik echt wil.' [1] 
     Financieel was er geen grens tot hoever de weddenschappen konden gaan. Maar we waren erachter gekomen dat er een psychologische grens was. Die lag bij vier kronen.[2]
  2. (medisch) van inzicht in andermans psyche blijkgevend
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 230
  2. Bronlink geraadpleegd op 4 september 2022 Weblink bron “Grenzen stellen leidt tot meer vrijheid” (2 december 2009), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be