precederen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  precederen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• pre·ce·de·ren

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van cederen met het voorvoegsel pre- ??
• afgeleid van het Franse précéder (met het achtervoegsel -eren)

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
precederen	precedeerde	geprecedeerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

precederen

1. onovergankelijk voorgaan, voorafgaan

Afgeleide begrippen

• precedentie

Vertalingen

    1.   

Spaans: preceder (es)

Gangbaarheid

• Het woord 'precederen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.