poeren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  poeren    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈpurə(n) / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• poe·ren

Woordherkomst en -opbouw

• verwant aan  peuren ww , precieze herkomst niet duidelijk

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
poeren	poerde	gepoerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

poeren

1. inergatief peuren, op aal vissen
2. inergatief blokken, hard studeren
3. inergatief (figuurlijk) (pejoratief) zich overmatig zonder veel resultaat blijven inspannen

   ▸ Ik zou dus zeggen: stop met het woord mantelzorg. Het wordt gebruikt om bezuinigingen op de zorg te maskeren en nog meer zorg af te wentelen op naasten. Stop met poeren in al die gezinnen. Of zeg anders: regel het zelf maar.

4. overgankelijk drukken, porren, duwen

   ▸ Ze kunnen op school met een stokje in hun kont gepoerd worden of maandenlange scheldpartijen te verduren krijgen van wrede klasgenoten.

Zelfstandig naamwoord

de poeren mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord poer

Anagrammen

• opener, roepen

Gangbaarheid

• Het woord poeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "poeren" herkend door:

65 %	van de Nederlanders;
30 %	van de Vlamingen.