peuren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- peu·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘roeren, wroeten’ voor het eerst aangetroffen in 1539 [1]
- [werkwoord] van Middelnederlands puederen [2]
- [zelfstandig naamwoord] peur met uitgang -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
peuren |
peurde |
gepeurd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
peuren
- onovergankelijk wroeten, peuteren
- onovergankelijk paling vissen met een peur
- overgankelijk vangen met een peur
- onovergankelijk (figuurlijk) iets trachten te krijgen
Synoniemen
- [2], [3] poeren
Zelfstandig naamwoord
de peuren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord peur
Gangbaarheid
- Het woord peuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "peuren" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "peuren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Middelnederlandsch Woordenboek
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Onovergankelijk werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 74 %
- Prevalentie Vlaanderen 34 %