pinkstermaandag
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pink·ster·maan·dag
Woordherkomst en -opbouw
- Samenstelling van 'pinkster' (van Pinksteren) en maandag[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pinkstermaandag | pinkstermaandagen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de pinkstermaandag m
- tweede pinksterdag
Vertalingen
1. tweede pinksterdag
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord pinkstermaandag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.