peilt af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • peilt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afpeilen

peilt (...) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpeilen
    • Jij peilt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpeilen
    • Hij peilt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afpeilen
    • Peilt af! 

Gangbaarheid