paroxisme
Uiterlijk
- pa·roxis·me
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plotselinge verheviging van een ziekte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1799 [1]
- afgeleid van het Griekse paroxus '(heethoofdig)' met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paroxisme | paroxismen |
verkleinwoord |
het paroxisme o
- (medisch) aanval van een ziekte of aandoening
- Tijdens een paroxisme begon hij te ijlen.
- hevige vulkaanuitbarsting
- (figuurlijk) uitbarsting van hevige emotie
- Hij werd woedend. Tijdens dit paroxisme begon hij te donderen als een beest.
- (figuurlijk) orgasme
- [3] razernij
- Het woord paroxisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "paroxisme" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "paroxisme" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ paroxisme op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -isme in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 44 %
- Prevalentie Vlaanderen 52 %