opwarming
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·war·ming
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van opwarmen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opwarming | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
opwarming v
- het doen stijgen van de temperatuur
- Bij opwarming ontleedt deze chemische verbinding.
- het proces van temperatuursverhoging
- De opwarming gedurende de dag was voldoende om de sneeuw te doen smelten.
- De Noorse minister van Klimaat en Natuur, Ola Elvestuen, zegt dat ook tegen het instituut. De opwarming in het noorden gaat erg snel. We moeten onze uitstoot en de opwarming van de aarde snel verminderen om te voorkomen dat het zee-ijs in de zomers helemaal verdwijnt. [1]
Uitdrukkingen en gezegden
- [2] Opwarming van de aarde.
Vertalingen
2. het proces van temperatuursverhoging
Gangbaarheid
- Het woord opwarming staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opwarming" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Tubantia Kees Graafland 02-07-19 Poolvos doet het onmogelijke: loopt in recordtijd van Noorwegen naar Canada
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be