optocht
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·tocht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en tocht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | optocht | optochten |
verkleinwoord | optochtje | optochtjes |
Zelfstandig naamwoord
optocht m
- is een georganiseerde trektocht, die meestal gehouden wordt om iets te manifesteren
- Een optocht is een gecoördineerd gebeuren. Vaak willen de mensen in de optocht de toeschouwers iets vertellen.
- ▸ Van lieverlede werd hij echter beschouwd als de 'vriend der kinderen'. In Nederland leest men over het St. Nicolaasfeest voor het eerst in het jaar 1360. De koorknaapjes in Dordrecht kregen er vrij voor. In optocht trokken zij door de stad en bedelden, met een smekend gebaar, hun bisschopsgeld bij elkaar. Maar in de zeventiende eeuw werd dit verboden![1]
Hyponiemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord optocht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "optocht" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Marijke van Raephorst
“Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat
, p. 10
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be