opsporing
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·spo·ring
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van opsporen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opsporing | opsporingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de opsporing v
- het opsporen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord opsporing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opsporing" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be