opsporen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·spo·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en sporen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opsporen |
spoorde op |
opgespoord |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
opsporen
- overgankelijk tot vindens toe het spoor van iets of iemand volgen
- Ze wisten uiteindelijk toch de verdwaalde groep trekkers op te sporen.
Gangbaarheid
- Het woord opsporen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "opsporen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ opsporen op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %