opprikkelateur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·prik·ke·la·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opprikkelateur opprikkelateurs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het opprikkelateuro

  1. (beroep) gepensioneerde spoorwegbeambte die met een prikstok (zwerf)afval langs het spoor opruimt.
     Met de treinen verlaten ook heel wat kartonnen bekertjes Driebergen. Die belanden kilometers ver op de spoorbaan en leveren daar dagelijks werk voor de opprikkelateur, een gepensioneerde spoorwegbeambte die dapper standhoudt in de voortdurende bekercompetitie met de slordige drinkers.[1]
Synoniemen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Koffieverkoop aan treinreizigers in: Polygoon journaal, 1959 Dragernummer: WEEKNUMMER591-HRE0000CAA2 (26 februari 1959)