onvolmaaktheid
Uiterlijk
- on·vol·maakt·heid
- afgeleid van onvolmaakt met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onvolmaaktheid | onvolmaaktheden |
verkleinwoord | - | - |
de onvolmaaktheid v
- het niet zonder gebreken zijn
- Het woord onvolmaaktheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.