onuitputtelijk
Uiterlijk
- on·uit·put·te·lijk
- Naamwoord van handeling van uitputten met het voorvoegsel on- met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onuitputtelijk | onuitputtelijker | onuitputtelijkst |
verbogen | onuitputtelijke | onuitputtelijkere | onuitputtelijkste |
partitief | onuitputtelijks | onuitputtelijkers | - |
onuitputtelijk
- nooit oprakend
- Zijn schier onuitputtelijke energie is werkelijk bewonderenswaardig.
1. nooit oprakend
- Het woord onuitputtelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.