ontleedkundige
Uiterlijk
- Geluid: ontleedkundige (hulp, bestand)
- IPA: /ɔntletˈkʏndəɣə/
- ont·leed·kun·di·ge
- [bijvoeglijk naamwoord] ontleedkundig met de uitgang -e
- [zelfstandig naamwoord] afgeleid van ontleedkundig met het achtervoegsel -e
ontleedkundige
- verbogen vorm van de stellende trap van ontleedkundig
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ontleedkundige | ontleedkundigen |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
- (beroep) iemand die bestudeert hoe een levend wezen uit organen is opgebouwd
- In de korte tijd, dat het Nuck gegeven was als hoogleraar werkzaam te zijn, heeft hij zich echter niet alleen als een uitstekend docent doen kennen maar ook als een uitmuntend ontleedkundige. [1]
- Het woord ontleedkundige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Lindeboom, G.A.Geschiedenis van de medische wetenschap in Nederland. 2e druk (1981) Fibula-Van Dishoeck, Haarlem; ISBN 9022839567; p. 72; geraadpleegd 2017-03-07
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 14
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -e in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal