onnatuurlijkheid
Uiterlijk
- on·na·tuur·lijk·heid
- afleiding van onnatuurlijk met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onnatuurlijkheid | onnatuurlijkheden |
verkleinwoord |
de onnatuurlijkheid v
- de mate waarin iets kunstmatig of gekunsteld is
- ▸ Tijdens zijn verblijf op Lysyje Gory werd er gezamenlijk gegeten, maar iedereen voelde zich er ongemakkelijk onder, en vorst Andrej kreeg het gevoel dat hij een gast was, voor wie ze deze uitzondering maakten en dat zijn aanwezigheid iedereen benauwde. Toen dit tijdens het diner op de eerste dag tot vorst Andrej doordrong, werd hij zwijgzaam, en de oude vorst, die de onnatuurlijkheid van zijn manier van doen opmerkte, zweeg eveneens somber en vertrok na het diner meteen naar zijn kamer.[2]
- ▸ Maar de onnatuurlijkheid – ze praten als in een stijf hoorspel – heeft iets onbedoeld komisch. Het zijn beschrijvingen die hoogstens in een haastige eerste versie thuishoren, waarbij de schrijver, of zijn redacteur, in de kantlijn aantekeningen maakt als: ‘uitwerken’ of ‘dit moet beeldender’.[3]
- iets wat kunstmatig of gekunsteld is
- wonderbaarlijkheid, gedwongenheid, nepperigheid, pose, gemaniëreerdheid, aanstellerij, kunstmatigheid, gemaaktheid, onechtheid
1. de mate waarin iets kunstmatig of gekunsteld is
- Het woord onnatuurlijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028251151
- ↑ Weblink bron “Alles gaat fout” (24/02/2012), HP de Tijd