onechtheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·echt·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onechtheid onechtheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de onechtheidv

  1. het waar zijn
     Volgens de stichting blijkt uit de literatuur dat veel kinderen tussen de 4 en 6 nog moeite hebben met het herkennen van onechtheid van filmpjes. Dat geldt nog sterker voor jongere kinderen.[2]
  2. (figuurlijk) het zich anders voordoen dan men echt is
     Bovendien was iedereen die hem vroeger had gekend van mening dat hij in de laatste vijf jaar zeer in zijn voordeel veranderd was, dat hij zachtaardiger en mannelijker was geworden, dat hij nu die onechtheid, trots en spotzucht van vroeger miste, en dat hij de rust over zich had gekregen die met de jaren komt.[3]
  3. iets wat niet waar is
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 16 januari 2022 Weblink bron “Peuters en kleuters steeds vaker op tablet, ouders vinden het maar lastig” (06-04-2018), NOS
  3. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028251151