ongeveinsd
Uiterlijk
- Geluid: ongeveinsd (hulp, bestand)
- on·ge·veinsd
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ongeveinsd | ongeveinsder | ongeveinsdst |
verbogen | ongeveinsde | ongeveinsdere | ongeveinsdste |
partitief | ongeveinsds | ongeveinsders | - |
ongeveinsd [1]
- zonder dat men doet alsof
- ▸ Quispel zou en moest haar nog een keer met zijn ogen bezitten, zeker nu hij had gemerkt hoe ongeveinsd haar genot was.[2]
- ▸ Ik had er tot dusver zó nog nooit bij stilgestaan. Maar nu bedenk ik: zou Hij soms ook dit bedoeld hebben? Te worden als zo’n kind. Niet alleen: zo onbevangen als een kind. En niet alleen: zo vertrouwend als een kind. Maar ook: zo verontwaardigd als een kind. Zo oprecht verontwaardigd zoals alleen een kind kan zijn. Met echt en ongeveinsd verdriet. Omdat het aangetast is in zijn of haar prille en pure godsbesef.[3]
- Het woord ongeveinsd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron ds. J. M. J. Kieviet“Column: Worden als een kind” (9 oktober 2018), Reformatorisch Dagblad