ongebreideld

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·brei·deld
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongebreideld ongebreidelder ongebreideldst
verbogen ongebreidelde ongebreideldere ongebreideldste
partitief ongebreidelds ongebreidelders -

Bijvoeglijk naamwoord

ongebreideld

  1. zonder remmingen, beperkingen of grenzen
    • Marije Langelaar is een dichter met een ongebreidelde scheppingsdrift. Het moet rinkelen, het moet vonken, schitteren, glinsteren, glanzen in haar wereld. Ze wil alles wat haar omringt tot brandstof van haar verzen maken. Vitalisme is troef. [2] 
    • Aan de horizon doemt een nieuw dossier op dat minstens zoveel tongen zal in beweging zal brengen. De huidige afspraken over de groei van Schiphol gelden tot en met 2020, daarna mogen er dus meer vliegbewegingen komen dan het huidige plafond van 500.000. Tenminste, dat is wel waar Nijhuis op aast. ,,Ik hoop dat verdere groei mogelijk is. Goede verbindingen zijn belangrijk voor een klein land als Nederland. Er is een noodzaak om door te groeien. Niet ongebreideld, maar beheerst.” [3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. ongebreideld op website: Etymologiebank.nl
  2. de Standaard VRIJDAG 8 SEPTEMBER 2017
  3. Tubantia Sander van Mersbergen 27-06-2017
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be