onderkruiper
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·der·krui·per
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van onderkruipen met het achtervoegsel -er [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onderkruiper | onderkruipers |
verkleinwoord | onderkruipertje | onderkruipertjes |
Zelfstandig naamwoord
- (pejoratief) werkwillige bij stakingen
- klein persoontje
Verwante begrippen
- [1] stakingsbreker
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord onderkruiper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onderkruiper" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |