onderhuis

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

onderhuis
Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onderhuis onderhuizen
verkleinwoord onderhuisje onderhuisjes

Zelfstandig naamwoord

het onderhuiso [2]

  1. het lagere deel van een huis dat op de begane grond ligt of zelfs gedeeltelijk ondergronds is gelegen
     Voor kinderen wordt er daarnaast een speurtocht gehouden. Met ‘Jacht op de muizen’ helpen kinderen om de muizen in het onderhuis verjagen. Uiteraard kunnen ze rekenen op een beloning als ze alle muizen hebben geteld.[3]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. onderhuis op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2024 Weblink bron
    Niels Meijerink
    “Huis Verwolde in Laren opent voor het eerst de deuren tijdens voorjaarsvakantie” (07-02-2023,), Tubantia